Ervaringsverhaal (psychosegevoeligheid)

Schizofrenie als Lot

Ik ben zeer beschermd opgevoed; we mochten eigenlijk niet
zoveel, maar ik heb toch wel een leuke jeugd gehad (met al z’n
beperkingen).
Mijn vader was tuinder en hij teelde sla en bloemen in de kassen
van het Westland.
Op mijn dertiende moest mijn vader stoppen met dit bedrijf
omdat hij het erg in zijn rug had.
Op mijn veertiende leerde ik een aannemer kennen die bij een
vriend van mij de tomatenteelt bij hield.
Daar ben ik toen aan het werk gegaan tijdens de vakanties en
als ik vrij was van school.
Ik heb twee tuinbouwscholen doorlopen en diploma`s behaald.
Op mijn 18e jaar heb ik examen gedaan van de middelbare
tuinbouwschool en ging weer verder met het werk.
Het was de zomer van 1982, erg warm en druk.
Ik ging slecht slapen, waarom weet ik niet, maar ik was met alles
tegelijk bezig en in de nacht ook druk aan het denken over alles.
Je zit op het punt: wat wil ik en wat ga ik doen met het leven?
Mijn ouders dachten dat ik een zonnesteek had opgelopen en
belden de dokter, maar die constateerde dat het wat anders was.
Ze konden het niet helemaal plaatsen, ik liep zomaar het huis uit
en ging geluiden maken, een hond nadoen, dus m’n ouders wisten
zich geen raad!
Toen heeft de dokter mij medicijnen gegeven om beter te slapen.
Het hielp niet echt, waarna ik een soort paardenmiddel kreeg
van de dokter.
Uiteindelijk belandde ik op de PAAZ-afdeling van het Oude en
Nieuwe Gasthuis in Delft.
Juist ik zat dus midden in een psychose.
Ik was helemaal de weg kwijt (ook door dat slechte slapen); ik
was in een heel andere wereld beland als die andere mensen om
mij heen.
Wat voelde ik me eenzaam op die PAAZ-afdeling met onbekende
mensen en dan voel je je opvoeding die beschermde op je
afkomen…
Ik was nog zo groen als wat en volkomen afhankelijk van het
personeel en de mensen die er zaten.
Ik kreeg Haldol als medicijn voorgeschreven, dat was een antipsychoticum.
Van die Haldol ging je kwijlen en heel raar lopen, zoals een
robot, je was de controle over je lichaam kwijt: vreselijk!
Op den duur kwam ik beter in contact met de medepatiënten en
ging het wel gezelliger worden, maar vreselijk eenzaam was ik
wel.
Ik was me toen al meer bewust van de natuur om me heen,
omdat ik dat als het enige positieve zag.
Er zeer veel rust uit haalde.
Op den duur zijn we ook wel eens weg gegaan, de stad in met een
paar medepatiënten, voor de ontspanning.
Het ging dus beter en ik voelde me steeds sterker worden.
Ik heb drie maanden in de PAAZ gezeten en toen werd ik
ontslagen, maar daarna begon het herstel pas.
Ik had nergens zin in, maar moest de draad wel weer op gaan
pakken.
Uiteindelijk ben ik bij dezelfde baas als voorheen weer rustig aan
het werk op gaan bouwen.
Ik had in die tijd ook al een vriendin, maar dat was nog erg pril
allemaal, zij heeft het dus ook slechts half meegemaakt.
Na een jaar had ik het werk weer helemaal opgebouwd en het
leven ging weer verder.
In 1987 ben ik getrouwd met m’n vriendin, ik was 22 jaar en we
gingen wonen in Kwintsheul.
In maart 1991 raakte m’n vrouw in verwachting van ons eerste
kind.
Ik schoot compleet weer in de stress en sliep weer slecht en had
het ook druk met het werk.
De tweede psychose ontwikkelde zich – wat ik zelf eigenlijk niet
door had.
Ik liep over banken heen, sloeg met deuren en de tv-programma’s
sloegen allemaal op mij.
Het was gewoon beangstigend, maar het rare was dat ik mezelf
onwijs goed voelde, maar de buitenwereld zag wel dat er met mij
wat aan de hand was.
Op een gegeven moment knapte er wat in m’n hoofd en ging ik
helemaal door het lint!
Er is toen een ziekenauto gebeld en ik moest opgenomen worden.
Ik kwam op de opname-afdeling van St. Joris in Delft terecht.
Na een intakegesprek, waarbij ik zelfs m’n vrouw niet meer
herkende, moest ik de isoleercel in.
Dit was om rustig te worden en geen impulsen van buitenaf te
krijgen.
Ik had weinig kleren aan, alleen m’n onderbroek en hemd. Er lag
een matje om te slapen en een schoolbord om wat op te tekenen.
Je behoefte moest je in een kartonnen hoed doen en meer had je
niet …
Om de zoveel tijd kwam er een personeelslid om even te praten
en eten te brengen.
Ik heb daar zes dagen in gezeten, vervolgens kwam ik op de
afdeling terecht.
De medicijnen die ik kreeg waren weer Haldol: net zoals ik
hiervoor beschreven heb kreeg ik weer allerlei bijwerkingen,
vreselijk was dat!
Ik was blij dat er toen nog geen rookverbod was in de kamer,
want er werd wat afgerookt daar.
Ik deed lekker mee en zette me ook in voor medepatiënten die het
even moeilijk hadden.
Hierdoor was het voor mij ook vallen en opstaan.
Wat kom je dan in een andere wereld terecht dan thuis als het
getrouwde stelletje.
Mijn vrouw moest alles zelf doen: vanaf het verven tot het
behangen van het kinderkamertje toe.
Ik kreeg elke dag bezoek van haar, wat mij elke keer erg goed
deed.
Ik leefde elke dag naar dat moment toe, méér was er gewoon
niet.
Haar buik werd steeds dikker en ik kon er niet veel mee;
frustrerend was dat.
Ik had ook allerlei gesprekken met de psychiater en
verpleegkundige, maar het viel niet mee
om er weer bovenop te komen.
Liep met plastic zakken op m’n hoofd over de afdeling en nog
veel meer andere dingen. Ik was er echt nog niet, dat voelde ik
ook wel. Familie en vrienden kwamen ook af en toe op bezoek,
maar dat werd op een gegeven moment ook steeds minder,
vreselijk was dat.
Af en toe een kaartje, dat deed wonderen.
Ik heb er 9 maanden gezeten en toen werd ik ontslagen uit deze
instelling.
Ik moest het zelf uitzoeken, wel onder begeleiding, maar ja, die
had je maar af en toe.
Voordat ik ontslagen werd is ons eerste kindje geboren; ik was er
nog niet best aan toe, maar ben er wel bij geweest.
Wat vond ik dat mooi, maar ’k was nog wel een beetje afwezig
door de medicijnen.
In januari 1992 werd ik ontslagen uit deze instelling.
Wat gaf dat een stress zo’n kind, vooral omdat ikzelf ook nog
herstellende was.
Ik ben langzaam het werk weer een beetje op gaan pakken, wat
ook met vallen en opstaan ging.
Ik was elke keer bang dat het weer fout zou gaan en daardoor
had ik veel angst om teveel hooi op m’n vork te nemen.
Uiteindelijk lukte het weer om de hele week aan het werk te
gaan, wat een goed gevoel gaf.
Ik pakte alles weer aan en kon geen nee zeggen, wat achteraf
gezien niet de goede instelling was om datgene te accepteren
waar je gevoelig voor was.
In het jaar 1996 ging het daardoor weer fout.
Het was niet zo erg dat ik opgenomen moest worden, maar ik
moest wel weg uit de gezinssituatie.
Ik werd toen geplaatst in een pastoraal centrum in Hattem om
tot rust te komen.
Er ging veel door me heen in die mooie natuur daar.
Hoe moest ik het nu gaan doen met werk, gezin, mezelf? Ik wist
het niet meer.
Er werd veel gepraat met de medepatiënten daar die in hetzelfde
schuitje zaten.
Het was een en al rust, stilte en natuur om je heen, heerlijk was
dat!
Je voelde je niet alleen in die eenzaamheid.
Mijn vrouw kwam één keer per week naar me toe, want het was
180 kilometer van huis vandaan.
Er werd daar wel begeleiding gegeven, maar het was niet veel. Je
moest het zelf een beetje uitzoeken.
Wat vond ik het moeilijk om alles weer op te pakken.
Ik had ook veel angst om naar het dorp te gaan met al die
mensen om je heen en ging er gewoon van beven.
Na 3 maanden daar opgenomen te zijn geweest werd ik
ontslagen uit deze instelling.
Het was de derde keer dat ik het meemaakte en wilde zoiets niet
nog een keer meemaken.
Ik heb langzaam het werk weer geprobeerd op te bouwen en m’n
baas gaf me alle ruimte, maar het ging niet meer!
Wij hebben toen besloten dat m’n vrouw meer zou gaan werken
en dat ik het huishouden zou gaan doen.
Ik was nog herstellende en moest van alles schoonmaken. Dat
was ik niet gewend en dat bracht weer allerlei spanningen met
zich mee.
Na een half jaar voelde het goed en wilde ik weer proberen om
een ochtendje aan het werk te gaan.
Niet meer bij m’n oude baas, maar bij iemand in de paprika’s,
wat veel rustiger was dan in de potplanten bij m’n oude baas.
De relatie die ik had met m’n vrouw kreeg veel te verduren en
zij heeft mij onwijs geholpen met alles, maar het was niet meer in
evenwicht.
Ik was erg afhankelijk geworden van haar en dat benauwde
haar, maar ik kon op dat moment niet anders.
We hebben het nog drie jaar aangekeken en toen hebben we de
knoop doorgehakt.
In 2003 zijn we uit elkaar gegaan, wat voor allebei een soort rust
gaf.
We zijn eerst drie maanden met z’n tweeën alles op papier gaan
zetten wat we wilden en hoe we het gingen regelen.
Uiteindelijk hebben we besloten dat we de kinderen op zouden
voeden via co-ouderschap.
Achteraf heb ik veel geleerd van m’n ex-vrouw, wat ik nodig had
om zelf verder te gaan.

Er komt nog een vervolg van de reis die ik vanaf 2005 tot nu meemaakte en waar ik nu op dit moment me huidige
werk aan overgehouden heb.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s